HOOFDSTUK II.

HET LICHAAM

§ IX. — Beenen en voeten.

1. Als men gezeten is, mag men de knieλn noch te ver vaneen houden, noch ze tegen elkaar persen. Met de ellebogen erop leunen, is zeer onwellevend.

Met de beenen wiegen, ze uitstrekken, ze over elkander slaan, verraadt gebrek aan opvoeding ; vooral in tegenwoordigheid van aanzienlijke personen moet men dit alles zorgvuldig vermijden.

Als men staat, houde men de punten der voeten buitenwaarts gekeerd, en de hielen bijna tegen elkaar. Beweeg niet onophoudelijk de voeten ; trappel niet ; draai niet rond op den hiel ; zet niet den eenen voet op den anderen.

Vermijd ook een slependen gang, loop niet op de teenen, als wilder gij huppelen, instede van behoorlijk te gaan. Wie bij 't stappen veel en onnoodig gerucht maakt ; wie hard op den grond stampt en zich meer van die fraaiigheden veroorlooft, onthoude zich liefst van alle aanspraak op wellevendheid en opvoeding.

't Is zeer onfatsoenlijk en in strijd met de christelijke zachtmoedigheid, iemand, wie 't ook zijn moge, te schoppen. Wie zich aan die buitensporigheid plichtig maakt, bewijst, dat zijne opvoeding te wenschen overliet en dat van zelfbeheersching bij hem geen sprake is.


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT