HOOFDSTUK V.

BETREKKINGEN

§ II. — In de kerk.

1. Als de geloovigen een juist begrip van de heiligheid onzer kerken hadden, zou hun gedrag in 's Heeren tempel nimmer te wenschen overlaten. Onze kerken zijn heilig, omdat God ze vervult met zijn aanbiddelijke Tegenwoordigheid, omdat er 't woord Gods verkondigd wordt, omdat men er bidt, en eindelijk en vooral ter oorzake van Christus waarachtige Tegenwoordigheid in de Eucharistie, het groot Geheim zijner liefde. Zou 't, als men van die waarheden beter doordrongen was, wel noodig zijn, te zeggen, hoe men zich in eene katholieke kerk gedragen moet? ...

2. Als men eene kerk binnentreedt, neemt men eerbiedig wijwater met den vingertop; doop uwe hand niet grootendeels in 't water, laat geen druppel op den grond vallen, en wacht u, het gelaat of de kleeren van anderen ermeκ te besproeien. Moget ge bij 't nerven van wijwater met de gevoelens van David bezield zijn, en met den koninklijken Harpenaar spreken : « Wasch mij mιιr-en-mιιr van mijne ongerechtheid, en reinig bij van mijne zonde. »

3. Als men de kerk binnentreedt, moet alle gesprek ophouden, Buiten noodzakelijkheid veroorlove men zich niet ιιne vraag (tenzij misschien als ze op de kerkelijke diensten betrekking heeft).

Men zoeke. zoo mogelijk, eene plaats, waar men de plechtigheden op 't altaar goed kan volgen, en 't woord Gods duidelijk verstaan.

Moet men, naar zulk een plaats gaande, het Tabernakel voorbijkomen, dan buige men de knie; bij de zijaltaren (waar geen mis wordt gelezen) buige men slechts eerbiedig 't hoofd. De personen, die men voorbijkomt, groet men niet, of enkel met een knikje. Hoogst oneerbiedig ware het, iemand, die u den weg verspert, opzij te duwen. Vraag beleefd en fluisterend, u door te laten. Zijn de geloovigen te dicht saamgepakt, wacht dan geduldig tot er gelegenheid kome, verder te gaan.

4. Zij, die niet in staat zijn, lang uit zich-zelf te overwegen, hebben een boek noodig, waarin zij, — en dit is voor elkeen van onwaardeerbaar nut, — de liturgische plechtigheden kunnen volgen.

De H. Mis is de verhevenste uiting van godsdienst; met welk een diepen eerbied moeten wij ze bijwonen! De kinderen moeten zich van-jongs-af eraan gewennen, een eerbiedige, ingetogen houding aan te nemen, niet rond te kijken, zich enkel bezig te houden met hetgeen er op den autaar geschiedt.

Een wθlopgevoed kind is in de kerk steeds ernstig; losbollen daarentegen lachen zonder reden of om een nietigheid. Als een misdienaar eene fout begaat of iets laat vallen; als iemand valsch zingt of 't Latijn verkeerd uitspreekt, kunnen zij hun dwazen lachlust niet bedwingen. Een nauwelijks merkbaar glimlachje kan soms verontschuldigd worden; maar uitgelaten vroolijkheid, allerlei teekens en gebaren, fluisterend gevoerde gesprekken, enz. betamen allerminst in 't Huis van den goeden God.

5. 't Is een vrij algemeen gebruik, bij de Hoogmis, gedurende het « Gloria », het « Epistel » en de deelen, die volgen tot aan 't « Sanctus » te blijven zitten, met dit voorbehoud, dat men 't « Evangelie » niet zittende, maar « staande » aanhoort. Bij gelezen Missen ga men eerst nΰ het « Evangelie » zitten, en kniele weκr bij 't « Sanctus ». Vermijd bij op 't opstaan en gaan-zitten alle gedruisch; moet gij uw stoel een weinig verplaatsen doe 't dan onhoorbaar. Zijt ge neκrgeknield of gezeten, zet dan de beenen niet ver vaneen, en sla ze niet over elkaar; dit is, zooals gij weet, zelfs in een salon niet geoorloofd!

6. Luister met diepen eerbied naar Gods heilig woord. Hoest en kuch zoo weinig mogelijk terwijl de priester op den kansel staat: uw zakdoek moet ge dan slechts in geval van uiterste noodzakelijkheid gebruiken.

7. Verlaat de kerk niet vσσrdat de priester, die de H. Mis heeft opgedragen, in de sacristie is teruggekeerd; bij Vespers of Lof, niet vσσrdat de plechtigheid « ge-heel » is afgeloopen.

8. Bij processies in of buiten de kerk vermijde men alles, wat de orde zou kunnen storen; men stappe niet sneller of langzamer dan de anderen, zinge niet luider, niet sneller of langzamer dan de leden van 't zangkoor, die de processie vergezellen. De eerbied, waarmede men zulke verheven en indrukwekkende plechtigheden moet bijwonen, verbiedt ons natuurlijk, het hoofd om te wenden, rond te kijken, te spreken, te lachen, personen, die men voorbijkomt, bij hun naam te roepen, enz.


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT