HOOFDSTUK V.
BETREKKINGEN
§ IV. Bezoeken.
l. De bezoeken vormen een belangrijk deel van de maatschappelijke betrekkingen.
Sommige bezoeken zijn « noodzakelijk », worden ons door de liefde of de billijkheid voorgeschreven. Andere bezoeken, die men welstaanshalve brengt kunnen ook moeilijk achterwege blijven; nog andere, die wij « staatsiebezoeken » zullen noemen, geschieden uit louter beleefdheid, om niet aan de gebruiken te kort te schieten.
2. Billijkheid of liefde maken het ons ten plicht, bezoeken te brengen aan : onze bloedverwanten, die ziek of bedroefd zijn, of in druk of in netelige omstandigheden verkeeren ; aan onze oversten, om hun den eerbied en 't vertrouwen, die zij ons inboezement, uit te drukken : aan onze minderen, om hen te stichten, te troosten, en hun, zoo verre het in ons vermogen staat, te verschaffen wat hun noodig en nuttig is.
De duur van elk bezoek zal geλvenredigd zijn aan de beweegreden, die ons ertoe noopt.
Welvoegelijksbezoeken onderhouden en bevorderen de vriendschapsbetrekkingen. Op zekere tijden van 't jaar en in bijzondere omstandigheden worden zulke bezoeken door 't gebruik voorgeschreven; men rekke ze niet onnoodig door eindeloos gebabbel.
Wat de meer « intieme » bezoeken betreft, deze zijn aan geen bepaalde regels gebonden ; hun duur en menigvuldigheid hangen af van de mate onzer vriendschap en belangstelling.
« Staatsiebezoeken » een bijzondere vorm van de beleefdheidsbezoeken moeten uit den aard der zaak zeer kort zijn, in geen geval langer dan tien of vijftien minuten duren.
3. Elk uur van den dag is niet voor bezoeken geschikt. Men regele zich naar de plaatselijke gebruiken en naar de gewoonte van de personen, wien men een bezoek schuldig is. Over 't algemeen kan men bezoeken brengen : 's morgens, van tien tot twaalf ure ; 's namiddags, van twee tot vier ure in den winter, en tot vijf ure in den zomer. Een vasten regel kunnen wij hier echter onmogelijk aangeven.
|