HOOFDSTUK V.
BETREKKINGEN
§ VII. Groet; handdruk.
De groet.
De groet is een teeken van eerbied en genegenheid, althans een blijk van welvoegelijkheid.
Hoe moeten wij groeten en wanneer?
1. Wacht niet om het hoofd te ontblooten, totdat ge zeer dicht bij den persoon zijt, dien gij groeten wilt; op vijf of zes schreden afstands moet ge het reeds doen.
Ontmoeten twee personen elkaar, dan moet de minst waardige het eerst groeten. Als ze van denzelfden rang zijn, moeten ze beiden tegelijk groeten.
Gij ontbloot u 't hoofd met de rechterhand, en brengt den hoed lager naarmate de persoon, dien gij groet, waardiger is. Tegelijkertijd wendt ge u dan naar zijn kant en maakt een mιιr-of-minder diepe buiging.
Gewoonlijk groet men zonder iets te zeggen; maar als ge een vriend ontmoet, kunt ge hem gerust een hartelijk « Goeden morgen! » « Goeden avond! » enz. toewenschen. Dat is minder stijf dan een zwijgende groet.
2. Ziehier in hoofdzaak, wie en wanneer gij moet groeten :
Uw oversten, overal waar gij ze ontmoet;
de personen, met wie gij betrekkingen onderhoudt; als ge onbekenden ontmoet op een niet-openbare plaats, bij voorbeeld in den tuin of op de binnenplaats eener woning, waar gij een bezoek brengt;
als ge iemand vergezelt, en die persoon een kennis groet, moet gij eveneens groeten, al was die kennis voor « u », een vreemde;
iedermaal als men u 't eerst groet;
als gij een wachtkamer binnentreedt, een spoorwegrijtuig binnenstapt, enz. ; in dit geval groet men de aanwezigen gezamenlijk door even den hoed af te nemen.
De handdruk.
1. De handdruk is een teeken van vriendschap of bijzondere achting.
In 't algemeen moet ge personen, die ge voor de eerste maal aanspreekt, niet de hand toesteken; doe 't ook niet bij het einde van 't eerste onderhoud, tenzij het aanleiding tot blijvende betrekkingen moet geven.
Wie zijn meerdere het eerst de hand toesteekt, handelt tegen de wellevendheid; steekt « hij » u de hand toe, druk ze dan eerbiedig.
2. Over 't algemeen moet de handdruk maar even voelbaar zijn. Hij kan vergezeld gaan van een lichte buiging, tot teeken van achting en eerbied.
't Is zeer onbeleefd, ja beleedigend, de u gereikte hand maar even aan te raken, of iemand slechts ιιn of twee vingers toe te steken. De handdruk moet los, ongedwongen en hartelijk zijn.
Wie iemands hand te lang in de zijne houdt of ze te stevig drukt, geeft blijk van een verwaarloosde opvoeding.
|