HOOFDSTUK VI.

GESPREKKEN

Het gesprek is voor 't maatschappelijk verkeer wat de ziel is voor 't lichaam.

Voor ontwikkelde menschen is het een edele, aantrekkelijke ontspanning, een bij uitstek aangenaam tijdverdrijf, dat den geest, door studie of zakenbeslommering afgemat, verpoozing gunt en nieuwe krachten schenkt.

Het gesprek is ook een kostbaar middel om zonder veel inspanning allerlei kennis op te doen.

Maar laat mij u dringend verzoeken, bij uw gesprekken te letten op hetgene hier volgt.

§ I. — Stem en uitspraak.

l. Sommige stemmen zijn zacht, zoet, aangenaam:

een kostbare hoedanigheid! Doch er zijn ook harde, schorre, scherpe stemmen, en wie er zoo een heeft, moet trachten, ze buigzaam, minder onaangenaam te maken.

Oefening ontwikkelt de stem en maakt ze buigzaam; evengoed als iets anders kan men ze verbeteren en verfraaien.

2. Een hartelijk woord moet, om tot zijn volle waarde te komen, met zachte, althans vriendelijke stem gesproken worden. Een billijk verwijt, eene gegronde klacht zal meestal geduldig aangehoord worden, als men niet spreekt op een toon van minachting of gramschap.

3. Wilt gij u laten verstaan, verhef de stem dan niet te zeer, maar spreek « duidelijk » en leg behoorlijk den « nadruk ».

Gebrekkige uitspraak is dikwijls hieraan te wijten, dat men in zijn prille jeugd de « medeklinkers » niet behoorlijk deed uitkomen, en later die slechte gewoonte behield. Zij kan ook 't gevolg van organische gebreken of van een zenuwaandoening zijn, en in dit geval kan aanhoudende inspanning niet zelden verbetering brengen. 't Is van groot belang, van zijne prille jeugd af dat gebrek te bestrijden, want de ondervinding leert, dat op Lateren leeftijd zulke gewoonten niet gemakkelijk uitgeroeid worden.

4. Moet men snel of langzaam spreken?

Al te groote radheid van tong is voor uw toehoorders een kwelling, die hunnen zenuwen onaangenaam prikkelt en hen dikwijls wrevelig stemt. Maar als gij te langzaam, te slepend spreekt, verveelt gij ze wis. Houd dus den middelweg; spreek niet te vlug (en vooral ook niet « te veel » !), en ook niet te langzaam, te gemaakt.

5. Hebt ge aanleg tot « stotteren », neem u dan bijzonder in acht. Zijt ge waarlijk met dat euvel behept, houd u dan zoo kalm mogelijk, vermijd alle zenuwachtige opwinding — en gij zult, ondanks uw gesprek, verstaanbaar spreken.

Wie « uit gemaaktheid » « brouwt », maakt zich belachelijk; wie 't « van nature » doet, moet juist op die lettergrepen, welke hij moeilijk kan uitspreken, den meesten nadruk geven. « Oefening baart kunst », oefening, volhardende oefening, is een kostbaar ding!


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT