HOOFDSTUK VI.
GESPREKKEN
§ II. Sierlijke taal.
l. Bedien u van gewone, heldere, wθlgekozen uitdrukkingen, strookende met 't onderwerp, dat men behandelt. Eene gezochte uitdrukking wekt lichtelijk lach- of spotlust.
2. Niet zelden neemt men ongemerkt de gewoonte aan, ieder oogenblik nuttelooze woorden en zegwijzen te bezigen « En toen... » « Ziet ge? » « weet ge? » « Niet waar? » « Natuurlijk. » « Dat ziet ge van hier » (een Fransch taaleigen). « Zulle » (!!!) en meer dergelijke.
Een welopgevoed mensch vermijdt ook met zorg « platte » woorden en uitdrukkingen. Zeg bijvoorbeeld niet « pikken » voor stelen; « stommigheid » voor misslag, enz. Zeker al te « naturalistisch » werkwoord moet ook vermeden; men zegt : « Het riekt hier niet aangenaam... »
|