HOOFDSTUK VI.

GESPREKKEN

§ IV. — De kunst, te luisteren.

1. « Is 't een groote kunst, op tijd en behoorlijk te « spreken », te weten « zwijgen » is een niet minder groote kunst. » (La Rochefoucauld).

Wie gaarne en zonder afgunst luistert, en anderen gelegenheid biedt om door verstand en geestigheid uit te schitteren, verwerft zich vele vrienden.

« Waar de wijzen ons op 't hart drukken, « weinig te spreken », bedoelen ze niet, dat we weinig woorden moeten gebruiken, maar dat we zooveel mogelijk « nuttelooze » woorden vermijden moeten; immers, waar 't op spreken aankomt, let men niet zoozeer op de « hoeveelheid », dan wel op de « hoedanigheid ». Tracht noch in 't een, noch in 't ander uiterste te vallen. » (H. Franciscus van Sales).

2. Vooral kinderen en jongelui betaamt het, te luisteren, weinig te spreken, en niet dan op tijd.

Wie « geduldig » weet te luisteren als men hem verveelt, en « met genoegen », als 't besproken onderwerp goed voorgedragen wordt, is een wellevend mensch.

Zij, die goed weten te luisteren, verdubbelen het talent van degenen die goed spreken. Aandachtig het gesprokene volgend, zullen zij schrandere en juiste antwoorden geven. 't Is waarlijk een kunst, een talent, anderen de vertolking van hunne gedachten te vergemakkelijken. Wie zoo doet, zal op zijne beurt een belangstellend, dankbaar gehoor vinden.

3. Wacht u, niet te letten op hetgeen tot u gezegd wordt, om naar personen, welke het woord niet tot « u » richten, te luisteren; dat is natuurlijk eene grove onbeleefdheid.

Wij mogen niet den schijn aannemen, minder sierlijke, minder juiste uitdrukkingen van anderen op te merken.


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT