HOOFDSTUK VI.

GESPREKKEN

§ VII. — Ons gedrag jegens den naaste.

1. Laat u nimmer ongustig over iemand, wie 't ook zijn moge, uit ; wie met minachting of zelfs met verachting van den naaste spreekt, is geenchristen in zijn hart.

Men vindt menschen, die, na over iemand den loftrompet gestoken, of met schijnbare belangstelling naar den lof, iemand toegezwaaid, geluisterd te hebben, steeds met hun hatelijk « maar » aankomen ; zulke menschen zijn waarlijk onuitstaanbaar.

2. Spreek nooit over een lichaamsgebrek, als ge niet zeker weet, dat niemand van 't gezelschap met dat gebrek is behebt. In 't bijzijn van onbekenden moet ge ieder woord, waardoor gij ze onwillekeurig zoudt kunnen hinderen of krenken, met zorg vermijden.

3. Wacht u wel de fouten te herinneren, begaan door de personen in wier gezelschap gij u bevindt, of de onaangenaamheden die zij ondervonden hebben nog eens op te halen : daardoor zoudt ge ze vernederen.

4. Zooveel mogelijk moet hij, die « ontvangt », het gesprek leiden. Hij trachte den smaak, den aanleg, de eigenaardigheden zijner gasten te kennen, en trekke daarvan partij, om aan 't gesprek een hun aangename wending te geven.

5. Verdiep u niet met ιιn uwer bezoekers in een gesprek, waaraan de anderen geen deel kunnen nemen, of dat ze niet begrijpen.

Fluisteren is onbeleefd, verraadt krenkend wantrouwen.

6. 't Is zeker geoorloofd, te lachen, zich te vermaken. Maar men lacht niet zonder reden, niet overluid. Schaterlachen is onwelvoegelijk; lachen zonder reden, dom; met « alles » lachen, lichtzinnig en dikwijls wreed...

7. Lach niet met eens anders gebreken : wie heeft er geen ? Het gedrag van dengene, die met de natuurlijkt of vrijwillige onvolmaaktheden van den naaste spot, is niet zelden nog berispelijker.

8. « La Bruyθre » raadt ons aan, niet te schertsen tenzij met beleefde, verstandige menschen, die onschuldige boert verdragen kunnen.

En dan — hoe lichtelijk handelt niet een spotziek mensch in strijd met liefde en welvoegelijkheid !

Fijne scherts, welke niemand krenkt, kan 't gesprek veraangenamen. Maar geen « effectbejag », geen flauwe herhalingen, geen platheden, geen kinderachtigheid, geen langdradige vertelsels!

Over 't algemeen worden « spotters en lachers » van beroep gevreesd, gehaat, gemeden. Vermaken ze ons bijwijlen voor een oogenblik, meestal vervelen en ver-bitteren zij ons.


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT