HOOFDSTUK VII.
BRIEFWISSELING
§ III. Opschrift en adres.
l. In gewone gevallen schrijft men bovenaan « Mijnheer », of als de brief aan een gehuwde dame of aan een jong meisje is gericht : « Mevrouw » of « Mejuffrouw ». Die woorden moeten « voluit » geschreven worden; het aangenomen gebruik verbiedt hier elke verkorting.
Aan een « bekende » schrijve men gerust: « Waarde Heer » of « Geachte Heer » ; en een vriend zal liefst hooren « Beste Vriend ».
2. Sommige titels zijn door eeuwenheugend gebruik voorgeschreven en dulden niet de minste afwijking. Zoo schrijft men bijv. :
aan den Paus : « Allerheiligste Vader » ;
aan den Koning : « Sire » ;
aan de prinsen van 't Koninklijk Huis, aan de kardinalen, aartsbisschoppen, bisschoppen, prelaten, enz.: « Monseigneur » ;
aan eene prinses : « Mevrouw » ;
aan kloosterlingen: « Eerwaarde (of Zeereerwaarde) Pater » « Eerwaarde Broeder », enz.;
aan vrouwelijke religieuzen: « Eerwaarde Moeder », Eerwaarde Zuster ».
3. Als de brief aan een persoon van adel of aan een waardigheidsbekleeder gericht is, late men zijn « titel » volgen op 't woord « Mijnheer », bijv. : « Mijnheer de Baron », « Mijnheer de Minister », « Zeereerwaarde Heer Pastoor », enz.
4. Het adres op den omslag moet zeer duidelijk geschreven en met smaak aangebracht worden. De eerste regel komt iets lager dan 't midden van den omslag te staan. De naam van den geadresseerde en de plaats van bestemming worden een weinig grooter dan de andere deelen van 't adres geschreven. Op den naam volgen het beroep of de waardigheid, de naam der straat, 't huisnummer en de gemeente. Ziehier eenige voorbeelden :
Den Heer Jos. VERMOLEN,
makelaar,
Dembrugstraat, 54,
ANTWERPEN.
Den Zeereerw. Heer P. DIEMANS,
pastoor te
HOEZELT
(Limburg.)
Den Heer Graaf van Nieuwerkerke,
Kasteel van
WOLVERDINCHE.
|