HOOFDSTUK VII.

BRIEFWISSELING

§ V. — Postzegels en verzending.

1. Het postzegel moet zindelijk op den omslag worden geplakt, en, waar mogelijk, in den rechterbovenhoek.

't Is zeer onwellevend, de voorwerpen, die men aan de post toevertrouwt, niet voldoende te frankeeren. Neem, om die onwelvoegelijkheid te vermijden, alle voorzorgen, en wend u zoo noodig tot de beambten van 't postbureel.

2. Schrijft ge aan iemand, met wien ge anders geen betrekking onderhoudt, een brief, waarop een antwoord moet volgen, sluit dan een postzegel in. Maar dit is « niet » geoorloofd, als men in den brief iemands bescherming of voorspraak vraagt, of een beroep op zijn medelijden of liefdadigheid doet.

Vraagt men een koopman inlichtingen nopens zijn waren, dan hoeft men geen postzegel voor antwoord in te sluiten. De kleinigheid, welke hij zal uitgeven om zijn klant « in spe » te voldoen, komt op rekening van de « bedrijfskosten ».

3. 't Gebeurt wel, dat men een brief kan verzenden door een vertrouwd en welwillend persoon. In dit geval moet men in 't algemeen — niet altijd — den brief « open laten ». Hij, wien men den brief toevertrouwt, is volgens de beleefdheid verplicht, hem in tegenwoordigheid van den schrijver onmiddellijk te sluiten. Dit nu geschiede zeer eenvoudig, zeer vlug, en zonder den minsten uitleg.

Verzending « per post » is veruit de snelste, eenvoudigste en zekerste weg ; nooit is ze met de regelen der wellevendheid in strijd.


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT