HOOFDSTUK VII.
BRIEFWISSELING
§ V. Postzegels en verzending.
1. Het postzegel moet zindelijk op den omslag worden geplakt, en, waar mogelijk, in den rechterbovenhoek.
't Is zeer onwellevend, de voorwerpen, die men aan de post toevertrouwt, niet voldoende te frankeeren. Neem, om die onwelvoegelijkheid te vermijden, alle voorzorgen, en wend u zoo noodig tot de beambten van 't postbureel.
2. Schrijft ge aan iemand, met wien ge anders geen betrekking onderhoudt, een brief, waarop een antwoord moet volgen, sluit dan een postzegel in. Maar dit is « niet » geoorloofd, als men in den brief iemands bescherming of voorspraak vraagt, of een beroep op zijn medelijden of liefdadigheid doet.
Vraagt men een koopman inlichtingen nopens zijn waren, dan hoeft men geen postzegel voor antwoord in te sluiten. De kleinigheid, welke hij zal uitgeven om zijn klant « in spe » te voldoen, komt op rekening van de « bedrijfskosten ».
3. 't Gebeurt wel, dat men een brief kan verzenden door een vertrouwd en welwillend persoon. In dit geval moet men in 't algemeen niet altijd den brief « open laten ». Hij, wien men den brief toevertrouwt, is volgens de beleefdheid verplicht, hem in tegenwoordigheid van den schrijver onmiddellijk te sluiten. Dit nu geschiede zeer eenvoudig, zeer vlug, en zonder den minsten uitleg.
Verzending « per post » is veruit de snelste, eenvoudigste en zekerste weg ; nooit is ze met de regelen der wellevendheid in strijd.
|