HOOFDSTUK VIII.
UITSPANNING
§ II. Muziek.
Bij 't einde van een « diner » neemt men dikwijls zijn toevlucht tot de piano en tot een fraaie stem, om gasten eenig « kunstgenot » te verschaffen.
Zeer goed mits men de regelen der muziekkunst genoegzaam eerbiedige en de wellevendheidsvormen in acht neme.
De zangkunst wil op de eerste plaats dat men zijn best doe om aangename tonen voort te brengen. Het middel daartoe ? Houd u recht, de borst te eenenmale vrij; om niet « door den neus » te zingen, moet ge, vσσrdat het geluid ontstaat, den mond tamelijk ver en o-vormig openen ; vorm en ontwikkel de tonen die gij voortbrengt, vσσr in den mond, boven tegen het gehemelte.
Begeleidt ge een zanger, doe 't dan zoo bescheiden mogelijk ; tracht niet, het talent van den zanger door uw talent in de schaduw te stellen.
Als men uitgenoodigd wordt, een « muziek-avondje » in te richten, zorge men voor een program vol afwisseling, niet te lang, en overeenstemmende met den smaak, dien men bij de gasten veronderstelt.
2. Zij, die een schoone stem bezitten, moeten zich niet laten hooren zonder dat zij ertoe uitgenoodigd worden.
Vraagt men 't u en bezit ge een weinig talent, dan kunt ge doorgaans niet weigeren zonder onbeleefd te zijn. Slechts fatten of ijdele personen, die een te hoog denkbeed van zich-zelf hebben, laten onbehoorlijk lang aandringen.
Wacht u bij 't zingen voor alle gemaaktheid, voor een « theatrale » houding, en meer nog voor allerlei grimassen. Ga bij de piano staan, voor drie-vierden naar uw gehoor gekeerd ; om wat meer op zijn gemak te komen, is men gewoon, nu-en-dan een blik op de partituur te werpen.
Blijf niet te lang aan de piano ; te lange stukken vervelen en maken ongeduldig.
3. 't Is onwellevend, terwijl gezongen wordt den salon in- of uit te gaan, de maat te slaan, te neuriλn, met zijn buren te spreken, enz.
Als de muziek u niet bevalt, moogt ge noch door gebaren, noch door gemompel, noch door krenkende aanmerkingen uw ontevredenheid te kennen geven.
Wie een zanger, dien hij gehoord maar niet bewonderd heeft, nabootst, zijn stem of houding parodieert, is een onwellevend mensch en verdient een scherpe terechtwijzing.
Uitbundige toejuichingen betamen doorgaans niet. Is een stuk in den smaak gevallen, dan moeten niet zoozeer de gasten als wel de heer des huizes op een herhaling aandringen.
|