TER INLEIDING.

———

« Alle beleefdheid komt uit het hert; bijgevolg, » zou iemand kunnen zeggen, « een handboek over wellevendheid kan ik best missen; wil ik weten hoe of ik in de eene of de andere omstandigheid moet handelen, zoo ga ik in mijn eigen hert te raden en dit zal mij wel naar behooren ingeven en vast betrouwbaar richten. »

Gewis, en er is geen zekerder loods op den weg naar het hert van uwen evenmensch dan uw eigen hert: laten we « een ander geen kwaad doen dat we zelf niet zouden willen lijden en hem het goed zoeken te bewijzen dat we ons zelven wenschen. »

Doch dit is naastenliefde in den ruimsten zin van het woord: dit is de stamdeugd en, een van haar takken, van haar fijnste, is wellevendheid. Laten wij het ootmoedig bekennen, om die altijd en overal onberispelijk te plegen, hebben wij somtijds, ja dikwijls, niet genoeg aan de inspraken van de natuurlijke goedheid onzes herten.

Die goedheid kan ik met de gedachte vergelijken, de beleefdheid met de taal. Beleefdheid is een taal, de taal des herten. Ge hebt misschien gedachten in overvloed, maar ge kunt ze niet uitdrukken, ge kunt niet spreken omdat ge de taal en hare wetten niet machtig zijt; en uw goedheid zal niet bovenkomen, niet openbloeien omdat ge niet geleerd hebt hoe te bewegen of stil te zijn, hoe ge spreken of zwijgen moet volgens de omstandigheid: men zal u, met uw hert gespannen vol goedheid, aanzien voor een barbaar en gij zult lijden onder de miskenning.

De opvoeding door beleefde ouders en meesters kan een handboek over wellevendheid onnoodig maken, maar indien ge die heelemaal niet genoten of ten deele veronachtzaamd hebt, wie is er die dat gemis vergoeden zal. Wellicht wordt ge later zelf ouder of meester, en waar is 't dat gij u zult naar richten in 't vervullen van uw zware plicht?

Beleefdheid is een deugd, en alle deugd houdt het midden tusschen twee uiterste uiteinden die leelijke ondeugden zijn; een handboek voor wellevendheid is als het richtsnoer dat dien gulden middenweg wijst. Zeker kunt gij u laten geleiden door uw ingeboren «takt», doch wie verzekert u dat UW takt de echte, de betrouwbare is, en, zult ge niet, zelden misschien, maar toch nu en dan, links afwijken door te weinig, of rechts door te veel beleefdheid, en voorkomen als een onbeschofte lomperik of als een lastige ofwel belachelijke spelmaker. Eene enkele zonde is somtijds voldoende om eene goede faam, waaraan gij jaren lang met zorg hebt gewerkt, ineens te bederven.

En wat is er dat men liever ziet komen dan een fijn beschaafd mensch, zonder norsche onbevoegdheid en ook zonder kleingeestige aanstellerij, een mensch die zich beweegt in de vereischten van de menschelijke samenleving, met een gemak als een visch in 't water: neκrkomend zonder verlaging uit de hoogte, deftig en het bewustzijn van zijn edele menschenweerde bewarend, uit de laagte.

Dit zijn enkele redenen waarom een handboek voor beleefdheid even onmisbaar kan worden als een handleiding voor welke deugd of wetenschap ook: immers omdat wellevendheid is de heerlijke bloem van alle menschelijke volmaking. Die nog meer redenen wil en veel verhevener, leze op bladzijde 11 en volgende het tweede lid van het eerste hoofdstuk hiernavolgend, te weten over HET GEWICHT van de wellevendheid.

Een laatste reden. Wij Vlamingen evenals alle leden van den Nederlandschen stam, zijn van aard geneigd tot het werkelijke, het nuchtere en zakelijke in alle dingen, ook in den omgang met menschen, en daarom overdrijven wij veeleer de beteekenis van het woord «oprechtheid». We laten in vele opzichten onze oprechtheid ontaarden tot ruwheid. Men heeft ons dat, benevens veel andere zaken, ten onrechte ten laste gelegd. Onze schuld is het niet dat we voor onze vlaamsche beleefdheid nog geen vaste vorm en bewoording hebben; eene beleefdheidstaal bestaat nog niet, en het is een deel van onze taak in de herwording van ons vlaamsche volk dat wij het opvoeden tot de kennis en het bezit van een kristelijke vlaamsche beleefdheid.

Hier is een degelijk handboek voor wellevendheid.

Hier is een handboek voor wellevendheid in deugdelijk vlaamsch.

Cζsar GEZELLE.

BRUGGE, 3 September 1911


WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT